Gravimetrische metingen vertonen meestal duidelijke seizoenale variaties. Deze zijn te wijten aan de aanvulling van watervoerende lagen tijdens de winter, wat een toename van de valversnelling veroorzaakt naar de lente toe, die terug gevolgd wordt door een afname tijdens de zomer. In Membach is het effect omgekeerd omdat dit een ondergronds station is en de opgeslagen watermassa zich bijgevolg boven de gravimeter bevindt: dit verklaart de sterke toename van de valversnelling die werd waargenomen op het einde van de extreem warme maand juli in 2006 en op het einde van de aansluitende nazomer in de herfst. Omgekeerd werden sterke afnames van de valversnelling waargenomen na de extreem natte augustusmaanden in 2006 en 2010 die resulteerden in een stijgend grondwaterpeil en bijgevolg een toegenomen aantrekkingskracht naar boven toe.
In Membach, Rochefort (www.karag.be) en in enkele andere referentiestations in het buitenland wordt onderzocht hoe hydrologische effecten gecorrigeerd kunnen worden; dit blijkt zeer moeilijk te zijn en niet haalbaar voor elk meetpunt omdat een grondig hydrogeologisch onderzoek vereist is voor elke site. Toch hebben we op basis van een theoretische studie kunnen aantonen dat deze effecten na 10 tot 20 jaar meten uitgemiddeld zouden moeten worden zodat variaties van g met een tektonische oorsprong tevoorschijn kunnen komen, zelfs al zijn deze niet groter dan een tiende deel van één miljardste, of m.a.w. van 1 nm/s2/jaar.
Hoewel hydrologische effecten eigenlijk geodetische metingen verstoren, betekent dit anderzijds ook dat geodetische metingen een nieuw onderzoeksinstrument kunnen vormen voor hydrogeologen. Gravimetrische waarnemingen leveren namelijk een directe meting van de ondergrondse waterhoeveelheid, een kwantiteit die anders moeilijk te bepalen is. Het is speciaal voor dit doel dat de gravimeter van Rochefort werd geïnstalleerd (www.karag.be).